Ill
ecu van diéns adjudanten, den kapitein von Sander, voor
en ook aan een kapitein Ilerzberg, die, zoo als ik vernam
veel invloed bij den Vorst had. Beiden ontvingen mij zeer
vriendschappelijk en verzekerden mij dat de aanbeveling van
den overste von Raumer niet te vergeefs zou zijn. Na af
loop van het rapport bij den Hertog, kwam von Fehrentheil
bij mij en gaf mij te kennen dat zijne hoogheid verlangde
mij dien avond om zeven uur te spreken. Ik begaf mij dus
op het bepaalde uur naar de woning van den Hertog. Aan
de deur kwam mij de kapitein von Sander te gemoetdie
mij dadelijk bij den Vorst aanmeldde. Ik trat bedeesd in
de kamer, en stond voor een man van middelbare lengte,
die een eenvoudigen zwarten r>Kulkadroeg, meteen klein
zwart petje op het hoofd dat hij eventjes afnam bij mijn
binnentreden, terwijl hij uit eene korte pijp, met een groo-
ten houten kop, bleef rooken. Van onder een hoog, schoon
gewelfd, met eenige diepe voren gegroefd voorhoofd, schit
terden een paar levendige blaauwe oogen beschaduwd door
zeer zware wenkbraauwen terwijl de neus fraaai en fijn ge
vormd was. Het benedenste gedeelte van het gezigt was door
een dikken, zeer zwaren baard bedekt, die niets van de overige
gelaatstrekken zigtbaar liet. Vriendelijk, buitengewoon be
leefd en met eene welluidende zachte stem vroeg de Hertog
naar mijn verlangen. Het was niet zonder bedeesdheid, dat
ik het hem openbaarde. »Ik zalzeide hijsaan uw wensch
voldoen en u als luitenant bij de infanterie plaatsen maar
kan niet nalaten u te vragen of gij rijpelijk nagedacht hebt
over de schredewelke gij doen wilt Het corps gaat on
gemak en gevaren te gemoet; de uitslag is onzeker ik ben
niet in slaat voor alles borg te blijven, en wat zult gij be
ginnen als de onderneming mislukt, terwijl de terugkeer
tot de Pruissische dienst voor u afgesneden is?"
Bij deze bijna op vaderlijken toon uitgesproken woorden,
verdwenen de rimpels van zijn voorhoofdzijne oogen namen