112 eene vriendelijke, zachte uitdrukking aan, zijne geheele houding was zoo innemend dat ik mijn angst vergat en den Hertog antwoordde, dat ik, in elk geval, in de tegenwoordige omstandigheden niet langer in mijn vader, land wilde blijven, dat ik mij gelukkig achtte onder een Duitschen vorst voor Duitschlands vrijheid te mogen strijden, en gereed was om het hoofd te bieden aan elk bezwaar en aan elk lot, dat mij in den kamp wachtte. »De Hertog nam genoegen met deze verklaring, herhaalde zijne belofte om mij aan te stellen bij zijn corps en gaf mij verlof voor een paar dagen, om mijne zaken te huis te re gelen. ITij had ook de goedheid mij voor dien avond bij zich uit te noodigen. De kamer was dan ook spoedig met officieren gevulddie allen in klein tenue verschenenen niet lang wachtten met hunne pijpen op te steken. Op eene zijtafel werden eenige borden met boterhammen, een stuk vleesch en een bowl ponsch gezet en ieder der gasten be diende verder zich zeiven. Het gesprek was ook geheel ongedwongen; het handelde natuurlijk hoofdzakelijk over de toekomst; men sprak politiek ontwierp operaticplannen voor het Oostenrijksche leger en voor het corps, uitte vrome wenschen dat Pruissen zich ook niet aan den strijd zou ont trekken verzon reeksen van overwinningen en gelukkige toglen en gaf zich moeite, hoewel dikwijls te vergeefs, zijne beweringen en plannen op eene groote kaart, die op de tafel vóór ons lag, duidelijk uiteen te zetten. Uit hetgeen de Hertog zelf zeidc, maakte ik op, dat het hoofddoel van het corps wasnaar het noorden van Duilschland door te dringen vooral naar de erflanden van den Hertogverder in den rug van het Fransche leger een opstand te bewerken, of eerder, de reeds, naar ik begreep, glocijende vonken aan te blazen en tot eene uitbarsting te brengen. Ons corps zou dan tot middelpunt, waaraan zich allen aansloten, dienen. Het legertje dat de Hertog met dit doel bijeenbragtzou

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1864 | | pagina 174