115 bestaan uil één infanterie regement, in twee bataillons ver deeld, elk van vier compagnieën, uil één regiment huzaren, van zes eskadrons, en ééne batterij veld-artillerie. De sterkte van elk regement was voorloopig bepaald op duizend man maar de Hertog was voornemensals zijne onderneming mislukte, in Noord-Dnilschland nog twee regementen te or ganiseren om welke reden het getal officieren reeds nu sterk vermeerderd werd. De kleeding van het corps was eenvoudig en veel doel matiger dan in de Pruissischc dienst; alle wapens droegen, tot bijzonder onderschcidingsleekeneen doodskop vóór op den schako. De bezoldiging was v reichlichzegt von YVachhollz. Een regements-kommandant kreeg 200 Thaler in de maand; een majoor 150 Thaler, een kapitein 100 Thaler, een eerste luitenant 50 Thaler, een tweede luitenant 40. En de onderofficieren en manschappen naar verhouding ge noeg. Bij de kavalerie en de artillerie waren de trakte menten nog hooger, terwijl officieren van alle wapenen bovendien eene kleine som voor de eerste uitrusting ontvingen. Zoo als het geval is met de meeste vrijcorpsenging hel ook hier. In het begin had men meer officieren dan men gebruiken kon terwijl het de grootste moeite kostte om man schappen te werven, of, als zij eens geworven waren, henna ontvangst van het handgeld het deserteren te be letten en tot soldaten te vormen. Eindelijk echter was men marschvaardig en de avontuur lijkewelbekende logt begon. Iedereen weet hoe die afge- loopen is. Aanvankelijk meer of minder voorspoedig, baande zich de Hertog met zijne kleine schaar den weg naar Brunswijkmaar moest van daar zich doorslaan, te midden van ontelbare gevaren en op de hielen gevolgd door den overmagtigen vijand, tot het hem gelukte met de overblijf selen van zijn legertje, eene veilige wijkplaats op Helgoland te vinden, 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1864 | | pagina 175