"3
De pages waren alleen te voet en met dolken gewapend.
Viel een vijand gewond, dan braglen zij hem, indien het
mogelijk was, door het vizier of den halskraag, om het leven;
zij kwamen hunne gewonde lseeren te hulp en waren overal.
Wanneer twee zwaargewapende liniën op elkander in ren
den, dan bevonden zich de boogschutters, te voet of te paard
op de vleugels, scholen uit de flank in het gewoel en wier
pen zich ook wel in den rug des vijands. Zij hereden vlugge
paarden, en waren slechts met het noodige uitgerust, alzoo
eene ware ligte ruiterij.
Iedere kompagnic stond onder een' kapiteinwien nog een
luitenant, ecu vaandrig en twee ^guides" toegevoegd was
van welke de een de dienst van een tegenwoordigen wacht
meester, de ander die van een' kwartiermeester verriglle.
Men ziet hieruitdus reeds vóór 500 jarende geheele
inrigting van een eskadron.
De gensd'armcsdal is te zeggen, de zwaar gewapende
lansen, waren alle edellieden, want de boogschutters werden
gensd'armes genoemd, en de knapen, zoowel als de pages,
waren dienaars. Onder de laatste» bevonden zich echter nog
jonge edellieden die langzamerhand tot gensd'arme bevor
derd werden, terwijl de knapen en boogschutters steeds
bleven wat zij waren en in geene bevordering deelden. Dat
ook de officieren en de guides edellieden zijn moesten
spreekt, na deze inrigting, wel van zelf.
De kapitein stond onder de onmiddelijke bevelen van den
koning, en zijne kompagnic werd ook naar hem genoemd,
bij vb. de kompagnic La Hire, de kompagnie Bauclricourl
enz. Het was derhalve ook natuurlijk, dat de kompagniën
het wapen, de veldleekens en de kleuren van hare kapitein
aannamen; want toen hadden de onderscheidingsleekens nog
eene geheele andere beleckenis dan tegenwoordig, leder page
of knaap kleedde zich in de wapen-kleuren van zijnen heer,
en wanneer ook een ridder zijn eigen wapen op de paarden
dekenhet schild of ergens anders voerde, zoo stelde hij
zich toch onder dat des aanvoerders, zoodra hij zijne zelf-