14
ware een gilde vormdenen dat deze personen tegen hoog
loon hunne diensten nü aan deze, dhn aan gene oorlogvoe
rende partij aanboden. Zij bekwamen al spoedig de namen
van bus- en schutmeesters en vuurwerkers, waarvan de eer
sten meer bepaald bestemd waren voor de bediening van
het kanon, terwijl de vuurwerkers de kunstvuurwerken ver
vaardigden. Ilier te lande bestond reeds in de zestiende
eeuw een korps artilleristendie echter niet in kompagniën
ingedeeld waren. Dat korps werd later uitgebreid en had
ten tijde van Maurits eene getalsterkte van omstreeks 500
manhet grootste gedeelte daarvan was voortdurend (ordi-
naris) in dienst; een klein gedeelte werd naarmate van de
behoefte tijdelijk (extraor dinar is) aangenomen. De formatie
in kompagniën dagteekent eerst van na de helft der zeven
tiende eeuw.
In het jaar 1599 werden door de Staten-Generaal dezer
landen uitvoerige instruction voor het personeel der artil
lerie vastgesteld, waaruit hij die zich de moeite getroost,
die oude documenten ten einde toe door te lezen zich een
vrij volledig denkbeeld kan scheppen van het bestuur en de
inrigting van de dienst.
Aan het hoofd der artillerie stond een Meester-Generaal
die lot deze waardigheid door de Staten-Generaal benoemd
werd en belast was met het oppertoezigt, zoowel over het
personeel als materieel. De betrekking van Meester-Gene
raal die tot voor weinige jaren in de Grootmeesters der
artillerie is blijven voortleven werd als zeer aanzienlijk be
schouwd, terwijl de bezoldiging eerst op f 400, later op
f 500 in vredestijd, en op f 1000 in oorlogstijd per maand
is bepaald geworden. Aan den Meester-Generaal was een
Luitenant (van den) Generaal toegevoegd, die als bevelhebber
aan het hoofd van het korps stond en bij afwezigheid of
ontstentenis van den Meester-Generaalin diens naam han-
De hier bedoelde instructiën zijn in haar geheel te vinden in het Groot l'la-
eatenbock alsmede iu het ltcoueil van ordonnantiën betreffende de zaken van oorlog.