16
Dé edellieden van 't geschut waren de officieren der at*'
%illeriehoewel somtijds die betrekking door minderen in
tang bekleed werd. Volgens hunne instructie, moesten zij
zichdaartoe opontboden wordende begeven naar de legers
le velde of de belegerde plaatsen, om onder de bevelen van
den Generaal en den Controleur, met het opzigt en de lei
ding der werkzaamheden van het wapen belast te worden.
Zij waren verpligt een dienstpaard te houden op verbeurte
van de helft van het traktement voor de dagen waarop zij
geen paard hadden.
Als konslapels en kanonniers mogten alleen aangenomen
worden ervaren personen »het stuck van den Geschutte
wel verstaende, en dat na bchoorlijckc examinatie en preuve
hen afgenomen." Door den Meester-Generaal naar de gar
nizoenen gezonden zijnde kwamen zij onder het loezigt van
den gouverneur of kommandatitaldaar het bevel voerende.
Bij het maandelijks ontvangen der soldij moesten zij eene
attestatie van dien bevelhebber overleggen behelzende dat
zij zich werkelijk in het garnizoen opgehouden en hun dienst
behoorlijk verrigt hadden. Deze dienst bestond in het sge-
sladigh wel ende gelrouwelijck gade slaen van het Geschut
met sijne Lepels, WisschcrsAenseltersIlandt-boomen
ende andere behoeften met ook die Ammuniliëndie hen
daer toe gelevert sullen werden", en verder in bet verant
woorden dier munitie en de daarmede gedane schoten, die
niet dan op last van den bevelhebber der plaats mogten
gedaan worden. Zij waren, op straffe van cassatie, verpligt
zich op de eerste oproeping terstond uit hunne garnizoenen
te begeven naar het leger of de opgegeven bestemming,
version synde van Telstock, Lontslock Kruythooren Ruym-
nacldc ende Passer." Verder was het hun verboden, handel
te drijven in kruid, kogels of andere munitie, terwijl noch
zij noch hunne huisvrouwen het beroep van soetclarij mog
ten uitoefenen. Het juiste onderscheid tusschen konstapel
en kanonnier is niet met zekerheid op te geven waarschijn
lijk is het echter dal eerstgenoemde in 't bijzonder belast