17
was met de rigting van den vuurmond en daarbij eenig gezag
uitoefende voor welke betrekking later de naam van bom
bardier meer algemeen in gebruik is gekomen.
De veldkonslapel of balterijmcester was bepaaldelijk met
bet toezigt over de batterijen belast en genoot een vrij groot
aanzien. Hij moest alle kanonniers kennen en omtrent de ge
schiktheid van elk hunner, ten allen tijde, de gevraagde
inlichtingen kunnen geven.
De timmerlieden smeden en wagenmakers die slechts
gering in aantal waren moesten daartoe den last ontvan
gende, een zeker aantal bekwame gezellen aannemen met
voorkennis van den Controleur. Zij waren voorts verpligt
met deze gezellen «alle aanbevoolen Wercken soo onder
weegen als in de Lecgers Trancheën Batterijen, Galerijen,
Mijnen en anders daer het van nooden weesen sal hij dage
en bij nagte, met alle vlijt hebben te vorderen en te vol
brengen, ende ook het Geschut met sijn Equipagie Mate
rialen en Munitiën, soo in het marcheeren als op de Bat
terijen schietende gestadig bij te weesenrepareeren en te
helpen lossen laadcn in ende uit de scheepenschuijlen
ende waagensenz." Voorts was nog bepaald dat de ge
noemde werklieden geene partikuliere werken mogten ver-
riglen en elkander, zoo noodig moesten bijslaan.
De kuiper moest tegenwoordig zijn bij hel laden en lossen
van kruidlonnen bij het vervoer van buskruid enz. ter
wijl hij voorts geè'mployeerd kon worden »in alle andere
saaken die hem belast sullen wordentot bevordering en
bewaarnisse van den Geschutte en de Munitiën."
De mandemaker en rijswerker konden mede bij het ver
voer van geschut gebezigd worden. Echter was de mande-
maker meer in 't bijzonder belast met het doen aanmaken
of aanbesteden «aan de soldaaten of andere" van schans
korven, horden of manden; ook moest hij igoed regard
neemen dat de Schanskorven en Horden wel stijf; van goed
hout, en op haar behoorlycke hoogte, groote en dikte, en
wel digt aangeklopt, worden gemaakt, of bij faule van dien,
2