18
sal die sonder conniventie refuseeren." Aan den rijswerker
was opgedragen het vervaardigen van alle Rijswerken in
alle Rivieren, Gragten en Galerijen, item Dammen, Alleij-
ding van Water uyt de Graglen ende bij nood meer
Personen als sijn ordinaris Knegten te werk stellende sal
hetselve doen met kennisse van den Controlleur op poene van
niet betaald te worden."
De harnaceurs en lijndraaijers moesten even als de ga
reelmaker steeds bij hel vervoer van materieel tegenwoordig
zijn om alle gebroken tuig aanstonds te herstellen. De eerst-
genoemden waren bovendien nog belast met bet smeeren
der raden.
De bootsgezellen van 't geschut waren matrozen die
onder het toezigt van scheepskapiteins, de dienst van hand
langers bij de artillerie verrigtten en bij bet veelvuldig vervoer
te water, zoowel als in andere omstandigheden, de gewig-
tigsle diensten bewezen. Zoo waren zij b. v. in de batterijen
als er geschoten werdom de konslapels en kanonniers te
helpen keeren en wendenen waren behulpzaam bij bet
herstellen der batterijen en het aanvoeren van munitiën
enz. waarop »de Capiteijns van deselve goede toesichte sullen
hebben, ende een ijeder tot sijn werek gestadigb voort
porren." Gewoonlijk had men zes of zeven scheepskapiteins,
elk met 70 of 80 matrozen in dienst.
De pionniersook wel «arbeyders en slecbters van de
Wegen" genaamd, maakten eene kompagnie uit van SO
hoofden waarover een kapitein het bevel voerde. Zij ver
gezelden den artillerielrcin en moesten de wegen, waar deze
zoude langs gaan; effenen en prepareren."
Den provoost van de artillerie was opgedragen bet band
haven van orde en tuchtzoo bij den trein als in de bat
terijen waartoe hij gemagtigd was om met voorkennis van
den Meester-Generaal of den Controleur de overtreders te
arresteren en voor den bevoegden regter te brengen. In
zonderheid moest de provoost, volgens zijne instructie er op
letten of geen Pulver, Koogels, Wapenen, Klok-spijs en