30
31 October. Eergisteren verliet ik Balmaceda met depêches
voor het Koninklijke hoofdkwartier.
Hier verzuim ik niets meer, daar het invallende slechte
weder iedere militaire operatie onmogelijk maakt. Cura Me
rino en de andere Caberilla- en Guerilla-aanvoerderszijn
naar Castilië of Arragon naar Cabrera.
Ons gezelschap bestond behalve mijnog uit den kapitein
Servent en D. Manuel Ibanez, een oud, beproefd, grijs
(iuerillerodie in vrede als Contrabandist», in den oorlog als
vrijbuiter ageerde, en, met alle personen en plaatsen goed
hekend zijnde, ons tot gids zou verstrekken.
Wij waren den eersten dag vroeg opgebrokenover de
Col de Sanz getrokken en kwamen den anderen morgen vroeg
in het dal van Vitloria. De geheele vlakte bevond zich echter
in de magt der Chrislinos, die een sterk garnizoen in Yittoria
hadden. Ibanez verzekerde ons, dat het te gevaarlijk was
de vlakte bij helderen dag over te trekken, en sloeg ons dus
voor den dag in Almerin door te brengen.
Wij reden naar de Alcaldedieniettegenstaande vele te
genwerpingen en de angst voor het gevaar, waarin hij zeide
zich te zullen storten, ons zeer goed herbergde en door ge
paste maatregelen ons dadelijk kennis zou kunnen geven als
er onraad was.
Met de invallende duisternis namen wij afscheid van den
Alcalde, die zeer blijde was van ons ontslagen te zijn, en
kwamen na voorbij een Christinisch ruiterpiket geslopen te
zijn eindelijk gelukkig op den weg van Durango.
Bij nacht en regen bereikte ikna gelukkig ontsnapt te
zijn aan de UrbanosDurango, en ik dankte God, dat hij mij
niet in de handen dier schelmen had doen vallen, die mij,
als ze mij gepakt hadden zeker zouden doodgeschoten heb
ben, en herhaalde de zinspreuk: *Auf Gott vertraulbrav
zugehaut
Heden verlaat ik met baron Los Valles en Custine Du
rango, om den weg naar het Koninklijke hoofdkwartier voort
te zetten.