53
Belgiën en Holland, en een oorlog tc voorkomen, of uil le
dooven, die, in ligle laaijen gloed uitslaande, tot onbere
kenbare gevolgen had kunnen leiden- twee jaren reeds hadden
Z1J doorgebragt met zamenkomslenmet beraadslagingen met
onderhandelingen met vredesvoorstellen zonder talen niets
was daarmede uitgewerkt: steunende op wal hij meende zijn
goed recht te zijn, bleef Neêrland s Koning onverzettelijk in
zijne weigering om toe te treden tol de schikkingen die men
hem voorsloeg. Eindelijk was bet geduld der Londensche
Conferentie uitgeput; eindelijk besloot zij tot wapengeweld
hare toevlucht le nemen om Nederland te dwingen zich aan
hare besluiten te onderwerpen. Rusland, Oostenrijk en Pruis-
sen moglen al, in stilte, voorstanders zijn van de zaak van
Koning Willem 1, hel waren van die voorstanders waar men
niets aan heeft, omdat zij in het uur van gevaar en van
beslissing den moed niet hebben om openlijk op te treden
voor hunne meening; Rusland, Oostenrijk en Pruissen mog-
ten al niet zelve de wapens opvatten legen Nederland zij
durfden echter hunne toestemming niet weigeren aan hel be
sluit dat de beide groole Westersche mogendheden magtigde
om dit le doen. Frankrijk en Engeland zouden ons vader
land den oorlog aandoen; een Fransch leger, eene Engelsche
vloot, zouden ons aanvallen; het was, schijnbaar, eene her
haling van den toestand van 1072.
Niet meer dan schijnbaar, evenwel. Er waren in Decem
ber 1852 verschillende omstandigheden die in lijnrcgte te
genoverstelling waren, mei de omstandigheden waarin onze
vaderen verkeerden, toen zij in 1072 tegen Lodewijk XIV
cn legen den Eugelschen Karei II kampten.
In 1072 hadden wij met gewetenlooze aanranders te doen,
die naar niets minder streefden dan naar den geheelen on-
dergang der Republiek, naar hare verdeeling; het was toen
voor ons de vraag van zijn of niet zijn. Onze toestand van
December 1852 was verre van zoo wanhopig te zijn; en
men zou eene schreeuwende onbillijkheid begaan, met aan
de vijanden die ons toen aanvielendezelfde inzichten en be-