H voortzetten der verdedigingmisschien met het opbreken van hel beleg. ïn die gemoedsgesteldheid werden wij plotselings geschokt door het zekere berigt, dat den 23. December de vijandelijk heden voor de citadel van Antwerpen hadden opgehouden en dat die sterkte zich aan den vijand overgaf'. liet valt niet te loochenen dat dit berigt een gevoel van verbazing en teleurstelling bij ons deed ontslaan. Vervuld met de herin nering aan onze steden-verdedigingen uit den lachligjarigeu oorlog, en aan Carnot's heldhaftige voorschriften dienaan gaande meenden wij dat de verdediging der Antwerpensche citadel thans eerst zich in hare volle kracht zou vertoonen nu het er op aankwam om de bressen aan den stormenden vijand te betwisten wij begrepen niet hoe of die bevelhebber, die zulk een naam van dapperheid had die op zulk eene lange en roemvolle loopbaan kon terugzien hier met zooveel zwakheid had gehandeldwij veroordeelden hem, wij spraken op ligtvaardigeberispende wijze van zijn beleid. Wij waren onbillijk wij wisten toen nietdat Chassis hier niets anders gedaan had, dan gehoorzamen aan de bevelen en voorschriften des Konings. De geestdrift, door Koning Willem I toen bij zijn volk opgewekt, werd door den Koning zelf niet gedeeld: en ter wijl wij met brandend verlangen uitzagen naar eene ernstige worsteling voor onze vrijheid en voor ons volksbestaan, had de voorzichtige monarch de kansen van zulk eene worste ling te ongunstig geacht, en was hij er maar opuit om den wederstand te doen ophouden zoodra voldaan was aan de eischen van Neèrland's wapeneer. In dien geest waren be velen en voorschriften aan Chassé gegevenen daardoor wordt zijn besluit tot zoo spoedige overgave verklaard en gerechtvaardigd; uitdrukkelijk was den bevelhebber gelast, den wederstand niet lot het uiterste voort te zetten, maar, na dat die wederstand lang genoeg geduurd had om daar mede aan de wapeneer te voldoen de citadel aan den vijand over te geven. In een officiëelen brief, den 13. November

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1866 | | pagina 118