52
en bloedhonds-vriend gevangen nemende krijgsliên zal
men gezamenlijk laten aftrekken een ieder met de zijnen."
Zoo riepen zij «eenmaal, andermaal, de derdemaal", en
die 't woord voerde was Willeken van Angeren die flink ge
raakt werd, hoewel wij niet welen of hij dood is; maar wij
hebben hem van de plaats zien dragen. Kortom, er zijn van
de vijanden gebleven diversche dooden niet wetende hoe-
Veelen zeer veel gewonden, die ze op karren weggevoerd
hebben. Ook liggen er hier nog differcnlendie ze voor
dood gelaten hebben maar daar het leven nog in is. Mijn
onderdanige bede is daaromdat gij mij van stonden aan
een scherprechter wilt zenden om ze, tol een voorbeeld, bier
op den toren of elders te laten ophangen. Thans, omtrent
den noen, zijn de vijanden weder vertrokken naar de dorpen
in den omtrek, om er de spijs, en drank te halen, die zij
hier niet konden krijgenmaar wij vernemen van diversen
die om mijnentwege en andersins onder hen verkeeren
dat zij nader nog van zins zijn terug te keeren en
het huis niet te verlaten vóór zij 't in hebben. Wilt toch
daarom de hand houden aan uwen legepwoordigen Stadhouder
(Hiergesdie na Megens dood daartoe benoemd was), opdat
wij metten eersten ontzet mogen krijgenwantin dei-
waarheid Gods, zijn er op 't Slot niet boven de 12 weerbare
mannen. Doch wij mcenen 't erf niet te verlaten tot den lesten
man toe; zoo hebben wij elkander gezworen en vertrouwen
ook zeker dat het gebeuren zal want ik ken ze voor trouwe
gezellen. Zoo veel te meer bid ik echter om ontzet, opdat
ze door hun kloekheid mijnenthalve niet gezamenlijk om den
hals komen, gelijk grootelijks te duchten valt, dat men ze
er nu allengs, den een vóór den ander na, afschieten zal.
Maar dank hebbe de almachtige God ik heb nog niet één
man verloren, doch het is, in der waarheid Gods, tijd, dat
ik ontzet krijge want zij zullen metter haast zoo veel gaten
maken, daar ze mij door zullen willen bestormen, dat ik,