63
is hel inderdaad erg. Herman heeft geen lood soldalcnvleesch
aan zijn gansche ligchaamen dat behoeft ge hem niet kwa
lijk te nemen, want: n'est pas soldat qui veut; misschien
was hij een uitstekend ontvanger of postdirecteur gewor
den; mais soldat? point.
Na een jaar op de Akademie te zijn geweest, heeft onze
vriend zulke doorslaande bewijzen gegeven van zijne onge
schiktheid om ooit een koe veel minder een paard te leeren
berijden dat hij genoodzaakt is bij het wapen der infanterie
over te gaan. Dat is nu wel heel hard als men op de on
derscheiding van een paar sporen gesteld ismaar er is
niets aan te doen. Ongelukkig blijkt het dat Herman ook
nimmer een uitstekend infanterist zal worden. Hij heeft zes
jaren noodig om uit zijn kadetten-pak te groeijen en hij
verlaat de akademie met hel eernummer 1 van zijne promotie,
van onder te beginnen.
Gij weet allen mijne vrienden wal u zoo al te wachten
staat, bij uwe komst bij het regiment; ik behoef u dus ook
niet te zeggen welke verrassingen Herman ten deel vielen.
Ik zeg 3verrassingen",want onze vriend had nimmer de
moeite genomen zich eene juiste voorstelling te maken van
de positie van een officier bij den troep. Of die verrassingen
aangenaam waren? volstrekt niet; wel het tegendeel. Voor
eerst kwam hij in het slechtste garnizoen van het hecle land,
op één na; geloof mij, dat is slecht genoeg, het behoeft
niet ergerten tweede kreeg Herman een majoor die
nog al wat van zijne jonge officieren vorderde, die hen aan
houdend bezig hield en er voor zorgde dat zij in het stille
garnizoen niet als bevers in een winterslaap geraaklen ten
derde kreeg Herman een kapitein, die den «majoor niets toegaf
in ijver en werkzaamheid ten vierde kwam onze vriend ge
heel alléén bij de kompagnie. Ware hij een jongen met lust
en ijver voor zijne zaak geweest, dan was hij goed af: hij
had dan al spoedig kunnen bewijzen wat er in hem zal. Maar
wij kennen Herman.
Er is niet veel tijd toe noodig voor hem die ecnige men-