68
jaren, met een goedhartig, maar schrander ge^igt hij
droeg ook een toegeknoopten jas, en hij keek dooreen knijp-
lorgnetdat hij nu en dan aan het dunne zwarte koordje
liet afhangen en dan wcêr op den neus plaatste. Er was iels
kalms en overleggends in al zijne bewegingen,tot zelfs in
het rooken zijner oigaarwaarvan hij nu en dan heel voor-
zigtig met de pink de asch afknipte en ze dan weer tusschen
do lippen bragt. Hij had reeds een paar keeren geglim
lacht, toen de majoor zich ontboezemde, maar hij zeide
niets, hoewel hij onder hel diner met zijn linker en regter
buurman over allerlei zaken bad gesproken. Nadat die heeren
de tafel hadden verlaten had hij slechts geluisterd.
"De majoor heeft zijn kwade bui dezen middag," zeide hij
lagchend, toen de majoor weg was.
»Dal dunkt mij ook," antwoordde de spraakzame reiziger.
11ij was kwaad geloof ik."
«Dat moet men hem niet kwalijk nemen," zeï de vreemde
heer, «hij meent het zoo erg niet. 't Is een ongelukkig
mensch."
«Zoo!" riep de reiziger, «dan heb ik niets gezegd
waarschijnlijk zijne vrouw verloren of zoo iets?"
«Neen dat niet. Hij heeft nooit ccne vrouw gehad. Hij
leeft alleen; hij zit er warmpjes in; heeft voor niets of voor
niemand te zorgen; maar hij is toch ongelukkig."
Zoo herhaalde de reiziger, en ik riep onwillekeurig
ook: «Zoo!"
»U kent hem dan?" vroeg ik met zekere nieuwsgierigheid.
«O, heel goed, maar als hij zijne hui heeft als dezen
middag, laat ik hem maar stilletjes met vrede. Anders praten
wc nog wel eens met elkaar, hoewel zijn discours toch altijd
over hetzelfde punt loopt."
«En dat punt?" vroeg ik.
«Hij is miskend, dat is het eenige. Het gouvernement
heeft zijne gewigtige diensten niet naar waarde beloond zegt
hij, en dat treurig denkbeeld vergalt zijn leven."
«Dal is dan ook verschrikkelijk," zeide ik met volle over-