11
»Wie is die heer?" vroeg de reiziger aan den knecht, toen
de onbekende gast verdwenen was.
ï't ls een gepensionneerde kapitein, gaf de knecht tol
inlichting; hij is burgemeester van een dorp hier in de
buurt, en hij komt iedere week ééns in stad.'
De opheldering was niet zeer bevredigend.
»Is hij sinds lang gepensionneerd?" vroeg ik.
aEen jaar of drie, denk ik," antwoordde de bediende,
terwijl hij in één greep zes glazen met de regler en twee
flesschen met de linker hand van de tafel scheerde. Hij is
er auit gegaan," omdat hij er geen pleizier meer in had,
zóó heb ik hoorcn zeggen."
«Hij is zeker rijk?" vroeg de reiziger,
aZe leven maar stilletjes, mijnheer; zijne vrouw heeft
een beetjeen ze hebben drie kinderenneenbreed is
het er niet, maar ze kunnen leven," zei de knecht.
iEn waarom had hij er geen pleizier meer in?' vroeg ik.
«Dal zou ik u niet precies kunnen zeggen," antwoordde
de bediende, «maar ik rneen wel eens gehoord te hebben,
dat anderen hem over het hoofd waren gesprongen, en dat
bij er daarom is uit gegaan."
Ik dacht er eens over na, en ik begreep toen dat de
kapitein ook miskend was misschien nog grievender dan de
majoor maar hij ten minste gedroeg zich als een man
gene als een onvergenoegde schoolknaap.Voor een wijs
geer, zoo als ik, was deze les goud waard.
Ja, geachte vrienden, de les heeft mij goed gedaan,
dat voel ik. Miskenning is zwaar te dragen, maar t is een
last die voor mannen-schouders past. Dat gemor en gepruttel
van den majoor is op den duur walgelijk de kalme berus
ting van den kapitein in den hoogsten graad eerbiedwaardig
dit is de slolsom mijner overpeinzing.
Ik nam afscheid van den vrolijken reiziger, die alle
mogelijke moeite deed om mij over te halen nog zamen een
flesch marcobrunner te drinkenmaar ik had te groote
behoefte aan wat frissche lucht om voor de verzoeking te