87
derhalf honderd man sterk welke van Amsterdam naar Haar
lem zoude trekken, geheel vernielde.
Ik dacht aan Pieter Dirksz. Hasselaar aan R. Klaassen
aan .1. C. J. van Speur, om geene andere meer te noemen.
In mijne verbeelding- zag ik den luitenant Ruk (die later
aan het hoofd van ons zeewezen zou staan), den 12de" Februari]
1814 vermomd en in eene vissehersbootaan den Helder van
wal steken en door de Engelschen heen na velerlei ge
varen den 15llen te Duinkerken aankomen en den 25slei1 Maart
op dezelfde wijze weder terug keeren.
Ik dacht aan den overste Rontemps Dubarry die in Afrika
toen de Redouinen, een' gewonden jager van zijn regement
welke achter gebleven wasomsingeld hadden en gereed
stonden hem het hoofd af te houwen, zijn' oudsten luitenant
toeriep: commandantconduisez la colonne," daarop
een ordonnans zijne pijp gaf, alleen terug vloog, twee Re
douinen neersabelde, de anderen uil elkaar sloeg, en den
gewonden jager terug voerde.
Ik herinnerde mij den majoor N., die hij het exerceren een
officier voor nlomperl'uitgescholden had, en hem de deswege
verlangde voldoening niet kon weigeren.
Toen zij ieder van twee pistolen voorzien, tegenover elkan
der stonden riep N.: kom aan, mijnheer, schiet gij eerst
de tegenpartij schoot en miste. Schiet nog eensmaar
mist nu niet, want de duivel haal mijdan zal hel mijne
beurt wezen;" de tegenpartij schoot weder en miste ten
tweedemale.
Koelbloedig ging nu N. naar hem toe, en terwijl hij beide
pistolen in de lucht afschoot, zeide hij: Mijnheerhet spijl
mij zeer, maar ik ben thans genoodzaakt u nogmaals te her
halen dat gij een lomperl zijl."
Ik dacht aan meerdere voorbeelden van stoute vermetel
heid, aan dien grenadier van het 21slc regement die ge
wed had, de eerste op de schans van Slaouli te zijn; hij
heklom de horstwering, maar een schot velde hem neder en
hij rolde in de gracht; daar, met eene laatste inspan-