88
ningkroop hij weder open met den uitroep van
»vive le roij'ai gagné," gaf hij don geest.
Ik dacht aan den dapperen kapitein Pablo Aliot, die in
eenen stillen winternacht, langs hooge en steile rotswanden,
en waggelende ladders, met een handvol dappere Arragone-
zen op den 26S|CD Januarij 1838 het versterkte Morella over
rompelde.
In mijne verbeelding zag ik de vernielde muren van Sa-
ragossa, de van bloed doorweekte wallen van Malborghetlo
de verwoeste vestingwerken van Sebastopol.
Ik dacht aan den moedigen llelgolandschcn loods Klauss,
die alleen in eene ligte bootdoor toren hooge golven roeide,
om een' verongelukten Amerikaan te helpen; aan onze
wereldberoemde zeeuwsche Naerebouten aan die stoute
smokkelaars aan de kusten van Bretagne en Normandië die
in kleine visschersvaartuigentrots stormen en kruisers
het kanaal doorvaren, aan die koene jagers, die langs
gapende afgronden de gems achtervolgen of in een wil
dernis een têle-a-lêle met een beer hebben ik dacht na
over de verschillende trappen vormen en gevolgen van het
gevaar, over de meerdere of mindere verdienste dit le trot
seren, en als gevolg daarvan over de meerdere of mindere
waardering die hen ten deel vallendie het moedig in de
oogen zienmaar het scheen mij toedal van alle ge
varende stille, duurzame, zooals in de ambulansen inde
hospitalenbij pestziekenenz.het meest moeten roeren
en treffen.
Liever in het vuur, liever lijf aan lijf met den woesten
Dajakkerof bij storm en onweder in een bootje over
de Noordzee varen of de gems en beer nasnellen dan
weken lang in een doodelijke en ongezonde atmospheer
te zijn.
Doch genoeg voorbeelden, onder deze gedachten dan was ik
al wandelende lot aan de Ginnekenpoorl gekomen. Een groot,
knap, flink soldaat wandelde deftig heen en weder. Vóór
mij uit liep een invalide met de zilveren medaille en mili-