93 De drie kavallerie-officieren dronken dan portwijnen dampten daarbij uit al hunne krachten slechte, vochtige cigarendie eigenlijk in het geheel niet brandden, maar slechts verkoolden en een afschuwelijken reuk verspreidden. Maar wie eenmaal aan het rooken gewend isdie zou zich liever willen behelpen met een stukje riet of iels dergelijks dan dat merkwaardigste en behagelijksle aller genietingen geheel ontberen. Twee van de officieren schenen zoo wat even oud, tusschen de twintig en dertig jaar ongeveer; althans hun gelaat was reeds tamelijk welig begroeid met knevels en bakkebaarden. De derde daarentegen was eerst kort vóór het begin van den veldtogt van bel kadellenkorps gekomen en droeg de épaulet hoogstens vijf maanden. Zijn gelaat had nog iets weekelijksiets meisjesachtigs de blos der gezondheid pronkte nog op zijne gladde bolle wangen, en slechts aan de uiter ste hoekjes van den mond vertoonden zich eenige voorboden van den vurig gewenschtcn knevel. Dat eerste jaar van den luitenantstijd is inderdaad de meest romantische ouderdom, vooral wanneer den jeugdigen en rocmdorsligen krijger bet gunstig lot beschoren is, uit de ongezellige en dompige leerzalen der militaire school regl- slreeks op een moedig strijdros te stijgen en den vijand te gemoet te rijden. liet gesprek van de drie kameraden liep natuurlijk over den oorlog, de patrouilles, bel slechte kwartier, den goeden portwijnde vochtige cigarende logge marketentster van de infanlerie-kompagnic of de aanvallige Grctchen van de jagers. Zij hadden reeds geruimen lijd zitten keuvelen; de flescb portwijn was leeg, en de verkoolde cigaren smaakten niet meer, toen de opperwachtmeester van het eskadron den tuin binnentrad, op militaire wijze zijne officieren groette en aan den luitenant von Platowrden oudsten van de drie, bet bevel overbragt van den kommandant van het kanlonnernent Sleppinge, om in den aanstaanden nacht met twintig rui-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1866 | | pagina 167