97
Het kan ons, met het oog op het regtsehapen karakter
en hel ware gevoel van eer van den luitenant von Barten
stein, dan ook niet verwonderen, dat de polslag van den
jeugdigen en roemdorsligen krijger eene koortsachtige aan
doening verriedtwanneer hij het een oogenblik durfde
wagen zich het militaire eerekruis op de borst te denken.
De herberg, het object van de patrouille des heeren von
Bartenstein lag aan gene zijde van de Königs-Au in Jut
land, niet verre van het dorp Hjarupongeveer twee mijlen
ten noorden van Stcppinge. Daar de morgenschemering reeds
tusschen drie en vier uur aanbrak, en bij den nachtmarsch
de meeste omzigtigbeid geboden was, zoo moest de jonge
officier Steppinge reeds te middernacht verlaten, en was er-
dus aan slapen natuurlijk niet te denken.
Het dorp Steppinge en zijne bezetting lagen al geruimen
lijd in diepen slaap verzonken, en alleen de veldwachten en
vedetten waakten nog als de uitgestoken voelhorens van de
slak, toen de jonge Bartenstein met twee zijner kameraden
nog in zijn eng en benaauwd boerenkamertje zat en zeer
matig de onvermijdelijke porlwijnfleseh aansprak, die weder
op de tafel prijkte. De jeugdige patrouillekommandant was
reeds in vollen wapendos sjerp en sabelkoppel omknelden
zijne lendenen, de giberne hing over den schouder, helm
en mantel alleen lagen nog op den grooten familiekoffer die
tegen den witten muur stond.
Het gesprek der vrienden was tamelijk eenlettergrepig,
zoo als het bijna altijd vóór liet afscheidnemen pleegt te zijn.
Juist in zulke oogenblikkenwaarin men elkander nog zoo
veel heeft en zou willen zeggenzegt men het minstewant
het hart is te vol, of wel de gewaarwordingen die in ons
binnenste opwellen stijgen naar de hersenen, in plaats van
op de tong te werken, en worden zoo doende gedachten in
stede van woorden. De heer von Bartenstein was overigens
zoo geheel en al doordrongen van het hoogc gewigt zijner
zending, en zoo geheel en al onder den indruk van het ver
hevene der hem opgedragen taak, dat hij te naauwernood
7