101 nog sterker en duidelijker dan zoo even. Zeker eene Deen- sche sluippatrouilledie, van zijnen nachtmarsch onderrigt, zicli in hinderlaag bad gelegd. Hij naderde langzaam de heg, spande den haan en vroeg in het Deensch op cenigzins gesmoorden toon »IIoem iir der?" Geen antwoord maar in hetzelfde oogenhlik ruischte het nog sterker en plolselijkerde twijgen kraakten nog duidelijker en het was alsof er menschen zacht niet elkander fluisterden. «Hocrn ar der?'. eller jeg skjuler?" riep de jonge officier, terwijl hij zijne pistool op de heg riglte. »»Het begint luchtig tc worden!" klonk plotseling eene slem digt naast hem. »»De Luitenant luistert zeker naar de jagers De jonge officier verschrikte zoo hevig door die onverwachte toespraak, dat hij de pistool bijna had afgetrokken. Spoedig had hij evenwel de stem van zijn onderofficier herkend en zeide zachtjes »Sl! Ik geloof dat hier in de lieg Deensche scherpschutters zitten! Hoor maar, hoe het daar in hel loof ruischl!" De onderofficier hield zijn paard aan en luisterde opmerk zaam naar de aangewezen plaats. »»Ach, dat is immers de wind, Luitenant!" antwoordde hij met de meeste kalmte; mik zeide immers reeds, dat het luchtig begon te worden!'" «Gelooft gij inderdaad dat het de wind is?" vroeg de jonge officier met smartvolle teleurstelling, terwijl hij den haan ncderliet en de pistool met weerzin in den holster slak, »»U kunt er stellig op aan, Luitenant!" vervolgde de minder opgewonden onderofficier; «»zoo lang onze heide ja gerpatrouilles op gelijke hoogte met ons zijnhebben wij geene verrassing van de zijde des vijands te duchten. Maar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1866 | | pagina 175