daar men allijd plotseling opbreekt om van het eene einde der provincie naar het andere te marscberengedurende welken tijd men in wildernissen en woestenijen leeft zoo moet men de gelegenheid allijd waarnemen, om zich van het noodige te voorzien. ■20 October. Op den 15., 's avonds, ontving ik het bevel den priester Merino te vergezellen, die met 5 bataillons Castilianen en omtrent "200 paarden een strooptogt in de linker flank van Espartero naar Miranda zou ondernemen. Ik vond den beroemden partijganger, een zeventig-jarigen grijsaard, maar vol geestkracht en vuur, reeds aan het hootd zijner op marsch zijnde troepende drie bataillons konden ongeveer 1000 bajonetten sterk zijn en bestonden uit zeer jonge, pas geworven lieden. Merino bereed een voortreffe lijk paard. Ilij was gekleed in een blaauwen rok, daarover deZamarra, en op het hoofd een ronden hoed van gewaste taf. Aan den zadel hing een grooten Tromblon. Wij trokken de Arga over, lieten Miranda links en mar- scheerden in de rigting van Lerin. Mij was de gelegenheid om den ouden guerilla-aanvoerder te leeren kennen, zeer gewenscht. Zijne kennis van zaken en personen was veel waarddoch hij schijnt zelf van den uitslag onzer expeditie weinig ti verwachten en vóór alles op den lerugtogt bedacht te zijn, waarin hij naar mijn inzien goed handelde. Behoedzaamheid en sluwheid zijn bij deze wijze van oorlog voeren ook de hoofdeigenschappen van den partijganger; met snelheid en volharding gepaard overtreffen zij iedere dap perheid wanneer deze gene eigenschappen mist. Merino slaapt 's nachts zeer weinigdrinkt geen wijh maar meestal melk. Onze expeditie heeft drie dagen geduurd. Reeds op den tweeden avond stieten wij bij Laraga op de voorposten van D. Diego Leon, die met zijne karabiniers op ons afgezonden was. De vijand ontwikkelde weldra meer kavallerie en wij hadden naauwelijks den tijd ons in de wijnbergen aan den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1866 | | pagina 99