59 Dq stoet van den émir was waarlijk prachtig en indruk wekkend om te zien: men kon er 150 a 200 opperhoofden tellen, alle prachtig gekleed, alle gezeten op fraaije paar den, die zij met buitengewone bekwaamheid bereden. Abd-el-Kader deed voor hen niet onder in vlugheid en pracht; hij ging eenige schreden vooruit, een schoon zwart paard rijdende dat verwonderlijk gedresseerd was dan eens was hel met de vier beenen tegelijk van den grond, dan weder liet hij hel op de beide achlerbeenen loopenen al deze bewegingen voerde hij met de grootste gemakkelijkheid uit, als het ware zonder er aan te denken;, zes bedienden omgaven hem die een wakend oog hielden over het harna- chemeut. Toen zij elkander in het gezigl kregen galoppeerde de generaal Bugeacd naar den émir en gaf hem vriendschappe lijk de hand Abd-el-Kader schudde die hartelijk en vroeg toen naar de gezondheid van den generaal«zeer goed hernam deze en de uwe Toen steeg hij af om een einde te maken aan de lange Arabische pligtplegingen en noodigde Abd-el-Kader uit hetzelfde te doen. De émir sprong vlug van zijn paard en ging onmiddelijk zitten. Dit deed hij met voordachtom alzoo aan de zijnen zijne meerderheid te toonen. De ge neraal doorzag zijn plan en ging bij hem zitten. Toen begon een schreeuwende en oorverdoovende muzijk bestaande uit bobos en tamlans te spelenhel zou alle onderhoud onmogelijk gemaakt hebben de generaal Bugeaud liet ze dus heengaan en begon aldus het gesprek «Weet gij, dat er weinige generaals zijn, die het verdrag hadden durven teekenen dat ik met u gesloten heb. Ik heb niet gevreesd uwe magt te vergroolen en uit te breiden omdat ik verzekerd ben dat gij er slechts gebruik van zult maken om het lot der Arabieren te verbeteren en ze in vrede en in goede verstandhouding met Frankrijk te houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1867 | | pagina 105