41 Gij weet wel dat ik het niet kan gevendan wanneer het verdrag door mijn Koning goedgekeurd is. Hebt gij dan de magt niet om te handelen -Ja, maar het verdrag moet bekrachtigd worden, dat is noodig voor uw waarborgwant wanneer het door mij alleen gemaakt was zou een ander generaal die mij verving het kunnen verbreken wanneer het door den Koning be krachtigd is, is mijn opvolger verpligt het te handhaven. Als ge mij Tlemcen niet geeft zooals ge in het ver drag belooft, dan zie ik de noodzakelijkheid niet in vrede te sluiten dan is het slechts een bestand. Dat is waar, het kan niets dan een bestand zijn, maar gij wint daarbijwant gedurende dien tijd verwoest ik uw oogst niet. Gij kunt die verwoesten, dat is ons gelijk; en nu wij vrede hebben zal ik op schrift de magtiging geven alles te vernielen wal gij kunt; gij kunt er slechts een klein gedeelte van vernielen en den Arabieren zal hel aan geen graan ontbreken. Ik geloof dat de Arabieren niet denken zoo als gij want ik zie dal zij den vrede wenschen en eenige hebben mij gedankt dat ik den oogst gespaard heb van de Schika tot hier, zooals ik aan Amady-Sakal beloofd had. Hier lachte Ard-el-Kader verachtelijk en vroeg toen hoe lang het nog zou duren eer de goedkeuring van den Fran- schen Koning er was. Er is drie weken noodig. Dat is wel lang, Gij waagt niets ik alleen zou er bij kunnen verliezen» De luitenant van den emir, Ben-Arah, die naderdezeide toen tot den generaal Dat is te lang drie wekenmen moet daar niet langer op wachten dan 10 of 14 dagen. Kunt gij de zee bevelen hernam de Fransche ge neraal.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1867 | | pagina 107