46
grenzen dan de ongenoegzaamheid zijner hulpmiddelen. En
wanneer de ongelukkige Fransche gevangen soldaten te lij
den hehben gehad van de Arabierenhebben zij zich evenwel
nooit behoeven te beklagen over den Hadj.
Zoo gebeurde het eens dal de trompetter Escoffier niet
wetende waar een schuilplaats te vinden voor de brandende
hille, in een hoekje kroop van de tent van den Emir.
»Wut komt gij hier zoeken?" vroeg hem Abd-el-Kader.
»Een weinig schaduw," was het antwoord.
«Gij doel wel," leg u maar gerust neder.-
Deze trompetter was gevangen genomen in een gevecht,
geleverd den 22 September 1845 in de vlakte van Sidi
Youssef door den generaal la Moricière.
Den kapitein-adjudant de Cotte was bij een kavallerie-
aanval een paard onder het lijf doodgeschoten. Ten gevolge
van een wond die hem verhinderde te loopenwas zijn dood
zeker, toen de trompetier Escoffier van zijn paard steeg
en zeide «Kapitein neem mijn paard, gij en niet ik moet
het escadron herzamelen." De Cotte stijgt weder te paard,
herzamelt inderdaad het escadronen het gevecht werd
hernieuwd. Maar op het appèl wordt Escoffier gemist Ilij
is een gevangene der Arabieren.
De Koning van Frankrijk niettemin zulk een edele daad
naar waarde schattende schonk hem onmiddelijk de orde
van het Legioen van Eer.
hi het fort te Tagdempl ontwaardde de Emir eens een
gevangene, die niets aan zijn ligchaam had, dan een aan
flarden gescheurd katoenen hemd. Op dit gezigt doet de
Hadj aan den Kaïd belast met de bewaring en het on
derhoud der gevangenen den treurigen toestand opmerken
waarin de gevangene verkeerde ten gevolge van de have
loosheid zijner kleederen.
Een koude regendeed de aanwezige Arabieren onder
hunne haïks en burnous rillen en een christen liep daar
heen en weder, slechts gekleed met een hemd.