Fransche krijgsgevangenen licl onthoofden en doodschieten in hel kamp van Malouia, waaronder zijdie de ramp over leefd hadden van de kolonne Montagnac en van het deta chement van den luitenant Marin. Welligt zal het sommigen lezers niet onwelkom zijn de ramp dezer kolonne te vernemen. (Sept. 1845). Het Drama werd gespeeld in de omstreken van den post van Djemma-Ghazouataan de zeekust, niet ver van de grenzen van Marocco. Abd-el-Kader had zich met eene talrijke kavallerie legen den stam der Souahelia's gekeerd. Deze, veinzende de tegen woordigheid van den emir te vreezen, maar, in waarheid, aangevuurd door den geest van verzet die overal heerschte (na de geschiedenis van Dahra), zonden een kaïd naar den kolonel de Montagnac, die het kleine garnizoen komman deerde van Djemma-Ghazouat. De Arabische zendeling riep de hulp in tegen Abd-el-Kader, die, naar hij zeide, over het grondgebied der Souahelias dat der Traras wilde bereiken, waar ieder de wapens opnam ten zijnen gunste, van Djemma-Ghazouat tot de monding der Tafna. Montagnac kon geene juiste inlichtingen hekomen omtrent de magt van den emir, maar het was een moedig officier, die niet anders wenschte dan Abd-el-Kader dood of levend te vatten. Overtuigd van de energie en de verknochtheid zijner troe penrukte hij den 22 Sept. 's avonds om 10 uur uil Djemma- Ghazouat, met 350 man jagers van Orleansonder bevel van Froment-Coste en 60 ruiters, onder den escadronschef COURBY DF. CoGNORD. Hij kwam bij het aanbreken van den dag aan den Oued-Saouli en nam eene goede positie waar uit het verraad hem weldra lokte om zijn ondergang te ge- moet te doen gaan. Den 25 om twee uur 's morgensnoopten hem nieuwe inlichtingen om in oostelijke rigting vooruit te gaan tot aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1867 | | pagina 120