69
üe moeder werd geplaatst in den douair van den Kalifah
Bou-Iïamedy. Daar won zij door hare ordenelheid en huis
houdelijke zuinigheid het vertrouwen van den Kalifah.
Maar zij had een lastig en ongedurig humeur, en men
zag haar van tijd tot tijd den douair van Bou-IIamedy verla
ten, om hij de naburige stammen te gaan en in de smala.
Juliette was dertien jaren oud toen zij hij den emir kwam
in het gevolg van den Corsicaanschen smokkelaar Manudji.
Die man, welke bij de Arabieren en hij de Franschcn
eene diepe herinnering van zijne schelmerij heeft achter
gelaten dreef sedert lang handel in kruid en wapenen voor
rekening van den Iladj. Hij bezat diens volle vertrouwen.
Hij leefde als een heiden, en had in zijn gevolg twee
jonge Spaansche vrouwen, opgenomen in de haven van Ca-
dix; een kleine jongen ontvoerd aan Hussein-Dey een andere
jongen, Hapiiacl gestolen te Gibraltar en Juliette.
Manudji had achtereenvolgens kantoren gevestigd te Mé-
déahTenez, Tagdempl en Gonjilah.
Maar de Fransche kolonnes lieten hem den tijd nietom
zijn handel te bevestigen en uit te breiden.
Zij joegen hem van de eene stad naar de anderezoodat
de smokkelaar eindelijk dat zwervende leven moede werd.
Hij maakte zijne zaken te gelde, besloot de Arabieren te
verlaten en naar Miliunuh te vlugtcnom zich daar onder
bescherming te stellen van hel Fransche gezag.
Vervuld van dit plan, verzamelde Manudji zijne vrouwen,
zijne bedienden zijne schatten en begeeft zich op weg naar
Milianah. Maar op de helft van zijne reis wordt hij ingehaald
door de chaous van den lladj Mustapiia.
»Wat wilt gij van mij?" vroeg hun Manudji.
»U dooden antwoordden hem de chaous.
"Wie heeft u gelast, mij om het leven te brengen?"
»De Iladj Mustapiia-ben-Tiiamy heeft ons gezegdManudji
verraadt ons gaat hem het hoofd afslaan."
Deze woorden eindigende, wurgden de chaous onmede-
doogend den Corsicaanschen smokkelaar Manudji voor de
oogen zijner vrouwen en bedienden.