DE LIEFDE OP PENSIOEN. Niet ver van den grooten straatweg- van B., aan de reg- terhand, wanneer men uit de stad komt, staat een huis, dat van zijne bevallige omgeving juist niet aangenaam af steekt. Er is wel is waar een tuintje vóór en een tuintje achter; maar de paden zijn verwaarloosd, het loof is slecht onder de schaar gehouden en het romantisch balkon ont breekt aan het huis, dat er over het algemeen zeer on vriendelijk uitziet, omdat de groene verw door de stormen des tijds in een vuilachtig graauw is overgegaan, en omdat de slecht gepoetste vensterglazenmat en droevig op het gewoel en de bedrijvigheid van den straatweg nederblikken. En toch woonden in dat huis enkel vrouwelijke wezens wie liefde tot orde en reinheid anders schijnt aangeboren te zijn en die een deel van dien geur uitmakenwelke hen ge woonlijk omringt. Hier was het echter anders daarmede gesteld. De beide gemeenschappelijke eigenaressen van het droevige huis waren twee bejaarde zustersin den hartstogteloozen ouder dom tusschen vijf-en-veer tig en vijftig jaar, die de lente des levens reeds lang achter den rug en de lente der liefde nooit gekend hadden ten minste had nog nooit een vrijer om have hand aanzoek gedaan, en waren zij derhalve onder die troostelooze kathegorie van het vrouwelijke geslacht ingeschreven geworden, die men soude vrijsters" pleegt te Unci sag'wie koniml die Licbe Sic kommt und sie ist da, Halm.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1867 | | pagina 150