87
Het was morgen; een heerlijken, geurigen Junij-mor-
genstrcelend en verkwikkend voor hart en ziel; een poë
tische droom die ons voor korten tijd aan de werkelijkheid
ontrukt. In het gras schitterde nog de nachtelijke dauw
als ontelbare diamanten uit de heropende kelken verspreid
den de bloemen en bloesems hare eerste geuren in de zoele
lucht, de vogelen huppelden, met innig zelfbehagen kwee-
lendvan tak tot tak. De gevoelvolle mensch die op zulk
een schoonen zomermorgen dat alles aanschouwt houdt een
oogenblik op mensch te zijn want zijne ziel wordt ontroerd
door den goddelijken adem, waaruit zij ontstaan is en waar
heen zij eenmaal zal wederkeeren.
Bij niet jongere en bij oudere dames vindt men echter
dikwijls eene groole onverschilligheid voor de jonkvrouwe
lijke bekoorlijkheden der natuur, omdat alles wat bij haar
eigen persoon afsteekt, nijd en afgunst opwekt.
Daarom zaten dan ook de beide oude tantes op den heer
lijken Junij-morgen niet "in haar priëel voor de deuren
ook niet in het kleine paviljoen achter het huis maar boven
in hare ouderwetsch gemeubeleerde woonkamerwaar zij
aan de ronde canapé-tafel hel ontbijt afwachtten.
Beide zusters hadden stijve morgenjassen aan en droegen
ochtendmutsen met zulke vervaarlijke linten en strikken
dat het dunne en karige hoofdhaar, hetwelk eerst tegen
den middag door valsche toeren werd aangevuld, zorgvuldig
bedekt was. Doortje volgens het kerkelijk register de
oudere, of minder jonge" zoo als zij zich uitdrukte,
werkte aan eene wollen kous met eene krampachtige hef
tigheid zoo als men dikwerf bij oudere dames bespeurt en
die dan ook geheel met haar wezen harmoniëerde dat louter
uit dw-eigenschappen zamengesteld scheen te zijn want zij
was heftig, heerschzuchtig, eigenzinnig en op hare wijze
despotisch, eene stijve en trotsch opgeschoten distel; terwijl
het zachtere Floortje meer op eene smachtende, verwelkte
lelie geleekwat een melancholisch-lyrisch waas over haar
persoon verspreidde, bezittende louter mo^-eigcnschappen