90
de neus stond zoo venijnig als een weerhaakde wangen
waarop welligl in de prille jeugd wel eens een liefelijk
schaamrood door de donkere gelaatskleur was heengedron
gen hingen als een te wijd kleedingstuk om de uitstekende
kakebeenen en de onderlip geleek frappant op de neergelaten
trede van een rijtuig; in een woord, de geheele verschij
ning was eene ware vrouwelijke Quasimodo.
Op dit aanvallig individu vestigde zich nu de vurige blik
van Doortje cn terwijl Moortje het koffijgoed klaar zette,
klopte zij haar mililairement op den schouder en zeide met
eene uitdrukking van den innigsten trots: J adit is ook
zoo'n oude voorvechtster waar ze niets aan hebben kunnen
doen. Niet waar, Moortje?"
.«Mijn God Jufvrouw!"" kefte de dienstbare maagd,
terwijl hare gelaatstrekken bijna onmerkbaar eene andere
plooi aannamen, »»men doet, wat men kan.""
iBravo, Moortje!" schreeuwde Doortje, terwijl Flooivtje
de kokende koffij inschonk, »houd je wakker, oude ziel!
En wanneer de vijand eens tot den aanval blaast, fluks de lont
op de kanonnen."
»«ïk zal doen, wat ik kan, mejufvrouw kraakte
Moortje nog eenmaal en nam toen als een afgetakeld linie
schip den terugtogt aan.
Even als de sigaar bij de heeren aan de quadrille-tafel
het gelaat vervrolijkt en de tongen los maakt, zoo openen
zich bij de dames de meer of minder rozige lippenwan
neer de koffij op de tafel dampt en de handwerkjes in be
weging gebragt zijnen de meer of minder spitse tongen
beginnen dan aan de afwezige vrienden en kennissen te
knagen even als de rupsen aan de bladeren der boomen.
Naauwelijks was dan ook de inhoud van het eerste kopje
met het eerste boterhammetje verdwenen, of Doortje, die
slechts met moeite haar dithyrambe had gestaaktwendde
zich tot Floortje en vroeg «Waar was ik ook gebleven
«»Bij de lont!"" hijgde Floortje.
«Och neen; ik meen vroeger;" hervatte Doortje onge-