110
verwd; een uitgedroogd gezigtbeen met perkament over
trokken; het ligchaam reeds wat gekromd; de beenen zoo
dun, stijf en gebogen als van iemand die een groot deel
zijns levens te paard heeft doorgebragt. In den dagelijk-
schen omgang nam hij jegens minderen in rang steeds een
zekeren voornamen maar toch vriendelijken en gemeenza-
men toon in achten in zijn discours straalde eenc soort
van gedwongen militairen humor door, terwijl hij daarbij
niet vrij was van zekere barschheid in zijne uitdrukkingen.
«Geachte mejufvrouwu hebt bevolen" zeide hij
haar naderemde terwijl hij de politiemuts afnam de hakken
kletterend tegen elkander sloegeerst den regter- en toen
den linkerknevel opstreek en vervolgens hoesttehetgeen
mede tot een van die militaire aanwendsels behoortom
eenc gedachte te verbergen of een begonnen volzin op sar
castische wijze aan te vullen.
"Ge zijl zeer goed, mijnheer de majoor," antwoordde
Doortje, den ouden Stokman met een tevreden blik mon
sterende, «wilt u niet naderbij komen?"
'De oppasser Poedel heeft mij uwe bevelen bereids over-
gebragten ik acht mij gelukkig daaraan te kunnen vol
doen," zeide de majoor met een galanten grimlach.
Doortje zag den krijgsman verlegen aan. »«Wat zou
Poedel hem dan wel gezegd hebben dacht zij bij zich
zeiven. «Hoe onnoozel van mij, dat ik het niet zelf be
paalde."
Nadat zij een stoel genomen en den majoor verzocht had
te gaan zitten, vervolgde deze met beminnenswaardige
goedhartigheid
«Ik vind uw denkbeeld buitengemeen aardig, geachte
mejufvrouw Weel uzoo veel moed en stoutheid bij
het schoone geslacht wekt immer mijne hoogste bewonde
ring op."
««Moed en stoutheid?"" peinsde Doortje in stilte. ««Zou
Poedel iets begrepen hebben? Maar dat is onmogelijk."