120
van een kalkoenschen haan terwijl hij bij zich zeiven dacfil
zij stelt mij op de proef; ik ken die kunstjes; maar nu
de laatste algemeene stormvervolgde hij met het laatste
overschot van zijn liefdesvuur:
»0 blijf toch niet zoo koel; volg de inspraak van je
hart, val liefelijk blozend in mijne armen, wanneer ik je
bezweer: ik bemin je! ik smeek om je hand!"
Nadat hij de laatste woorden met bijna stuipachtig gerog-
chel had uitgesproken viel de oude man op de eene knie
voor het verbaasde Floortje neder, en keek haar met sme
kende blikken aan.
»»U bemint mij?!" vroeg Floortje half verwonderd
en half gestreeld half geloovende en half twijfelende.
»Kleine schelm!" riep Stokman uit, terwijl hij haar
schertsend met den vinger dreigde.
•>»Maarmajoor!"" lispelde Floortje beschaamd.
"Toen ik je voor de eerste maal zag," ging Stokman,
nog steeds geknield, maar in kalmer tempo voort, sloen
voelde ik mij reeds tot je aangetrokken maar ik liet
me niet aan je voorstellen omdat ik te beschroomd
was sedert ben je niet uit mijne gedachten dag en nacht.
Wel honderdmaal wandelde ik voorbij maar nooit mogt
ik zoo gelukkig zijn je te zien toen kon ik het niet
langer uithouden ik moest je mijne liefde bekennen
thans ligt mijn lot in je handen wanneer je me ver
stoot dan moet ik mij dooden
Is het mogelijk,"" riep Floortje, terwijl zij met hare
poezelige vingers door Slokman's geverwde haren streek,
usIleb je me inderdaad zoo bemind? Dierbare man!""
sAangebedene vrouw!" lispelde de majoor.
»»Kom dan in mijne armen! Ik ben de uwe!" fluis
terde Floortje in diepen, heiligen ernst, terwijl zij den
ouden knaap met moeite op zijne krakende beenen hielp
en in hare armen trokwaarin de majoor na de ondervon-