134 toen ik, nog Kadet zijnde, in een Kadetten Almanak een verhaal las van hoogst bekwame handwaarin vier regels van Goethe worden aangehaald Wer irn Frieden Wünschet sich Krieg zurück Der ist geschieden Vom Hoffnungs Glück.,, Goethe zoo dacht ik schrijft geen zaken ter neer, die hij niet verantwoorden kan en waarover hij niet ter dege heeft nagedacht. Welk zijner geschriften men ook ter hand neemt, ze zijn geen van allen vatbaar om vluchtig doorlezen te worden, maar eischen inspanning van den geest; het is niet mogelijk ze te lezen zonder nadenken. Hoewel zulks volstrekt niet bewijst dat Goethe in dezen gelijk heeft, zoo voelde ik mij zoo sterk overtuigddat er ten minste eert grond van waarheid in de boven aangehaalde dichtregels moest opgesloten liggen, dat ik niet kon aflaten ze te over denken opdat het besef dier waarheid ook mijn deel mogt wordenopdat ik met mijzelf mogt eens worden of mijn ïWiinsch naeh Krieg," inderdaad uit zoo verwerpelijke be weegredenen ontstaan was. Bovendien bezat ik veel persoonlijke achting voor den man die ze had aangehaald, als *Man," in den ruimslen en besten zin des woords, en was ik, naar de algemeene ach ting te oordeelen die hij genootvolkomen geregtigd tot den hoogen dunk dien ik van zijn karakter had opgevat. W as ik dan omdat ik wel eens den wensch naar krijg in mij voelde opkomen, «Geschieden vom Hoffnungs Glück?" Verre van daar. lk was jong; wal had ik nog van de wereld gezien? Ik denk nu, ten minste, dat ik mij zei ven, in dien tijd, zulks afvroeg; hoewel ik er misschien volstrekt niet aan dacht die vraag te stellendaar ik mij toenmaals inbeelddereeds zeer veel van de wereld gezien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1867 | | pagina 200