155 te hebben. Nu doe ik mij zeiven die vraag niet alleen dagelijks, maar bijna ieder uur, van iederen dag. Want, hoe ouder men wordthoe ruimer de blik wordt die men rond zich heen slaat, hoe uitgebreider het deel der wereld wordt waarover men dien blik heeft laten gaan hoe meer men verbaasd staat van de oneindige verscheidenheid die zij aanbiedtvan het oneindig getal zamenvoegingen der meest bekende zaken en toestandendie zij in ontelbare wisselin gen ieder oogenblik voortbrengt. Geloof me beste Karei. ge meent »baar" geweest ie zijn omdat er een tijd op de Akademie was, waarin men zoo onbeleefd was u te zeggen dat ge baar waart en men u zulks ook niet minder duidelijk wist te bewijzen maar ge moet niet denken dat ge «baar af" zijt. In de wereld is men niet zoo onbeleefd van u te zeggen dat ge baar zijt, hetgeen evenwel niet wegneemt dat men het u bewijst, aan u zelf overlatende de conclusie op te maken al tijd si le coeur vous en ditwant het is der wereld vrij onverschillig, of gij u «baar" voelt, al dan niet; of gij u daarin kunt schikken en het erkent, dan welof gij er tegen pruttelt en alles onderst boven zoudt willen keeren om het tegendeel te bewijzen. De wereld is zoo log en zoo zwaar; gij zult haar loop toch niet storen. Maar «baar" zijt ge en blijft ge; van dat ge voor het eerst op uw «eigen kamer" zijt gezeten als officier, totdat men u naar het graf rijdt of draagt. Schik u daar dus naar en neem je alleen ernstig voorvan je zoo min mogelijk te laten «afhelpen;" steek liever de handen flink uit de mouw. Wanneer ik nu (op mijn ouden dag) zoo redeneer, dan begrijpt ge wel dat ik mij nu nog veel minder »vom Hoffnungs Glück geschieden" voel, dan in vroeger dagen. Werd ik aan de eene zijde ten volle overtuigd, dal Goethe gelijk had, toen hij den «Wünsch nach Krieg," zoo groot een smet aanwreef, door dien alleen te billijken in hem,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1867 | | pagina 201