50
Abd-el-Kader gaf reeds vroeg blijken van groote begaafd
heid hij las en schreef het Arabisch met eene ongemeene
vlugheid, en beoefende met veel zorg den Koran.
Tweemalen deed hij eene pelgrimsreis naar Mekka, ver
wierf daardoor den bijnaam van El-Hadsji, den Heilige; hij
was toen dertien jaren ouden 'leerde gedurende die reis
de Italiaansche taal. In het jaar '1827 bereisde hij Egypte,
en leerde daar de door Mehemed-Ali van het Westen naar
het Oosten overgebragle beschaving kennen.
Reeds destijds bezat Abd-el-Kader al die hoedanigheden,
welke de Arabier in zijne aanvoerders mint en hoogacht.
Ofschoon niet groot en wat mager van gestalte, ligt er
iets edels in zijn uiterlijk, dat over 'l geheel een gunstigen
indruk te weeg brengt.
«Zijn geheele persoon is innemend"', zeide de kom-
mandanl Télissier, «het is moeijelijk hem te kennen zonder
hem te beminnen en te hoogachten."
Blank van gelaat, steken zijne donkere zwarte baard en
knevels daarbij af; zijn voorhoofd is breed en boog; schran
derheid en heerschzucht spreken uit zijne blaauw-grijze
oogenzij schitteren, als hij met vuur het woord voert;
welluidend is zijne slem hoogst eenvoudig zijne kleeding
een zwarte burnous over een witte, geel marokijnen laar
zen; zoo vereenigt hij al bet uiterlijke, wat een geducht
Arabisch aanvoerder kan vormen.
Maar daarmede stemmen ook zijne zedenhoedanigheden
en handelingen overeen.
De gewone tent van den Arabier is zijne woning hij
schroomt honger noch dorst noch de grootste vermoeijenis-
sen hij gaat met buitengewone behendigheid met de wa
pens om en hij wordt voor den besten ruiter van het land
gehouden. Hij wijdde zich geheel aan den «heiligen krijg
had zich dien tot doel zijns levens gesteld want meiwarmte
is Abd-el-Kader gehecht aan zijn geloof.
«Driemaal daags" zegt een schrijverbuigt hij zich
«in het gezigl zijns legers in het stof. Somtijds predikt hij