3!
uzelf, waarbij zijne liefelijk klinkende stem hem zeer te stade
»komt. Verwoed en geslepen in den krijg, is hij niel ont
ij bloot van grootmoedigheid jegens vijanden en regeert hiJ
zijne onderdanen met zachtheid. De mate van eerbied, dien
hij inboezemt, kan men daaruit afleiden, dat er nog nooit
»eene poging gedaan is om hem te vermoorden. Zijne tent
»is altijd open, en dikwijls wandelt hij alleen en ongewa-
»pend te midden van de decars of tentdorpen."
Over zijn karakter wordt maar in weinige trekken ver
schillend geoordeeld. Men vindt er die het onbepaald ver
heffen o. a. de Pruissische generaal-majoor C. von Decker.
Anderen brengen weder voorbeelden bij van wraakzucht en
van onbegrijpelijke sluwheid.
Hoe het ook zijdit laatste lag in den aard van den
strijdbij alle meesterschap toch over zich zeiven is hij
mcnschis hij Arabier, is hij fanatiek Muzelman gebleven.
Hij geloofde aan eene goddelijke roeping, die hij trachtte
te vervullen met het uiterste in te spannen voor de zelf
standigheid der Arabische stammen.
Predikte hij den heiligen oorlog voor de verdediging dei-
Halve Maanhet was ook uit staatkundige vrees voor de
te groote uitbreiding der Fransche verovering.
Groot mag dan ook Abd-ee-Kader genoemd worden als
staatsman en als bestuurder.
In persoonlijke dapperheid behoeft hij voor geen beroemd
krijgsheld onder te doen en hij heeft daarvan trouwens ook
uitstekende bewijzen gegeven.
Hij moet in het jaar 1854. den generaal Desmiciiels een'
brief geschreven hebben, waarin men de woorden las: »De
»dood is ons een genot; 't geloof, onze wapenen en onze
«paarden, dat is hel eenigc, waarop wij steunen; 't gefluit
»der kogels is streelender voor ons dan bet murmelen van
»eene beek voor den dorstige; en het hinneken onzer paar-
«den vervrolijkt ons meer dan het liefelijkste gezang."
Zeer juist en tredend zijn dan ook de woorden die de
dichter lieni in den inond legt