DROOM.
113
Eens onving ik van een meisje,
Dat lang mijn hart reeds had bekoord,
Een Eng'len wensch, in schooner woorden,
Dan 'k ooit van menschen had gehoord.
Zij sprakneenmaar ze gaf in' een briefje
Dat ze uit een ulvel had gehaald;
Zij gaf het mij met eigen handen
En met een blik waar liefde uit straalt.
Ik lees, verrukt door louter vreugde,
En mijn hart klopt meer en meer,
Ja ik lees in zielsvervoering
„Bemint gij mij, 'k min u weer!"
'K wist geen antwoord dat mij paste,
Maar 'k bedacht mij toch zeer vlug,
En met een lief en vriendlijk lachje,
Gaf ik 't briefje haar terug.