Marie Hinlooping.
119
nog al een aardig duitje, hij was opzigter van de Rijst
pelmolen te Rotterdam. Wat mijne portretten be
treffen, verbeeld u heden morgen bij het openen van
den brief, dien de Photograaf mij zond, ontwaaide ik
twee protretten, die zoo slecht waren uitgewerkt dat
ik terstond bevolen heb ze over te maken. - Het is
daarom, dat ik u het mijne hierbij nog niet kan stu
ren. Wees echter zoo goodmij des niettegenstaande
het uwe zoo spoedig mogelijk te zenden.
Voor heden genoeg geachte vriend. Zijt overtuigd
van mijne beste bedoelingenen zend mij binnen kort
vooral uw portretalsmede de opgave van uwen naam
waarna ik mijmet achting noem
Uwe Vriendin
Leerdam, 5 April 1866.
Geachte Me juf vrouw
Angst en vrees vervullen mij, terwijl ik mij zet,
om uw laatsten te beantwoorden. Uwe letteren teeke
nen volledig vertrouwenen zulk een vertrouwen vrees
ik te leur gesteld, de nog zoo tengere bloem van
vriendschap en genegenheid geknakt te hebben.
Uwe laatste letteren dateren den 24sten Maart en
het is nu reeds 5 Aprileer ik mij in staad bevind u
te antwoorden! O 't is mij zoo bemoedigend vertrou-