Toch, waar zie ik, voor de ramen
Waar ik drie jaar achter zucht,
Niet kastanje- en lindeboomen
Zich verheffen naar de lucht.
Driemaal zag ik bloesemknoppen
En ontloken blad'ren dos;
"Viermaal de kastanjes rijpen
En zij lieten daarna los.
Vielen op den grond ter neder,
Even als het dorrend loof,
En de najaars windvlaag speelde
Zeer genoeglijk met zijn roof.
Eenmaal nog, zal ik die boomen
Voor mijn raam ontplooijen zien,
Alle pracht der voorjaarsdagen
En hun bloesem bovendien.
Maar het rijpen der kastanjes
Zie ik uit het raam niet meer
Van de Militaire Kweekschool
Waar ik schier vier jaar studeer.
M.