69 ongeregeldheden, laat ik liever zeggen, baldadigheden, hadden overgegeven, alsof bij hen alle eergevoel, alle subordinatie verdwenen waren. Ja, het Nederlandsche volk ik durf het zeggen zag met een soort van verachting op deze Inrigting neer, men schaamde zich niet, nu en dan, den eervollen naam van „Kadet" met dien van „moordenaar" te verwisselen. Geschiedde zulks nu opzettelijk, of verkeerden de beschuldigers somsin eenen „beschonken" toestandmeenden zij werkelijk hetgeen zij zeiden en konden zij hunne beschuldigingen staven, of praatten zij slechts anderen na, die, omdat zij verklaarde vijanden van de Akademie zijnhen op een dwaalspoor hadden gebragt? Ziedaar vragen, die eenieder voor zich zal moeten beantwoorden. Tal van stemmen lieten zich hooren, ook in de 2d® kamer, waar men den Minister van Oorlog over het gebeurde op de Akademie interpelleerde, eene menigte brochures zagen het licht en de meeste schrijvers daar van op enkele gunstige uitzonderingen na lieten zich allen min of meer ongunstig over de Akademie letwel! doch niet zoo zeer over de Kadets uit. Ik be hoef niet te zegden, hoe veel onzin er in vele dier vlugschriften te vinden washoe vele plannen voor de toekomst der Akademie, hoe vele denkbeelden daarin gevormd werden, die niet te verwezenlijken zijn, wil men de Militaire strekking van onze Inrigting niet ver loren doen gaan. Een groot gebrek hadden de meesten dier schrijvers, dat zij met hunne ideën niet rond voor den dag durfden komenen zich achter het masker der anonymiteit verscholen. Daarom misschien durfden zij O O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1868 | | pagina 73