71
'67, voor onseen merkwaardig jaar was, want nog nim
mer was de Militaire Akademie, om het maar eens
plat uit te drukken, zóó op de „proppen" geweest als
in dat jaar.
Toen wij 1 Jannarij '67 schreven, waren de gemoede
ren der qnasi-hervormers van de Akademie het heftigste,
en het liet zich aanziendat die Akademie spoedig
gereorganiseerd zoude worden. Had zij behoefte aan
eene volkomene reorganisatie? Ik durf het niet te zeg
gen men duide mij zulks niet ten kwade. Laten mannen
van kennis en ondervinding hierover aan mijleek
hunne opinie zeggen.
De Kolonel-Kommandant, O. H. Kuyck, was nog wel
in ons middendoch niet meer in de hoedanigheid
van „Kommandant," daar ZHEd. Gestr. den 29en De
cember 1866 opnon-activiteit was gesteld. Hij had Z. M.
verzocht, van het kommando over deze Inrigting ont
slagen te mogen worden en verkreeg een „eervol" ont
slag uit die betrekking, onder dankbetuiging voor de
vele en gewigtige diensten, door ZHEd. Gestr. den lande,
in hoedanigheid van Luitenant, Kapitein, Majoor, Overste
en Kolonel aan de Akadenie, die inrigting bewezen.
Hij werd in die gewigtige betrekking door den tot
Kolonel bevorderden Overste A. C. A. Schönstedt van
het liegt. Grenadiers en Jagers vervangen.
Niet lang daarna het was een' guren Januarij-
morgen werd ons bekend gemaakt, dat we ons in
groot tenue, met den „scheer-kwast" op en in volle
wapenrusting naar de exercitie-loods moesten begeven.
Waarvoor, waarom, voor wien, of wie, dat wist geen