92
Onder-Adjudant, marscheert de Sergeant met den Kadet
af. Met een zucht verlaat de laatste het bureau van den
Onder-Adjudant en arriveert weldra aan de wacht.
„Sergeant, mag ik even naar mijne boekenkast, om
mijne reglementen en wiskunde te halen? is nu de vraag
van den gestrafte.
Op het toestemmend antwoord van den Sergeant,
herleeft het zoo even nog sombere gezigt van den Kadet;
hij loopt, neen, hij vliegt de trap opwant altijd heeft hij
het noodige in zijne boekenkast, om voor eenige dagen
zijn logies in de provoost te kunnen opslaanzonder den
tijd, dien hij daarin zal moeten doorbrengen, in groote
verveling te slijten. Yijf minuten tijds en alles is geborgen.
Laten wij nu den arrestant zelf spreken
Yier dagen provoosthmwil ik over dag-
zien dan moet ik kaarsen medenemen, ongeveer voor
iedere drie uren éénedus per dag vier en in het ge
heel zestien. Jongens! die dagen provoost jagen me nog
op kosten. Inkt.... inktkokers mag je niet hebben,
noch op het gebouw, noch in de bak, enfin, dat zak
inktkokertje lijkt wel op een stuk gom-elastiek, dat
zullen ze zeker wel niet „snappen;" nu potlooden
twee zullen wel voldoende zijnpapier, cahiers en wit
papier, zijn genoeg te bekomen, want twee boeken wit
papier in de maand is voldoende om daar wel een jaar
van te levenvooral als het waar is wat ze altijd tegen
me zeggen: je voert nooit wat uit, je vat nooit een
pen ter hand. Komans vier a vijf kunnen mak-
Romanswaarvan boven sprake iszijn onder de Kadetten bekend
onder den naam van buitenmodelletjes.