98
doodvonnis velde. Zij had het bevallig hoofd tegen
zijne borst gedrukt en was in tranen uitgebarsten,
terwijl ik met mijn linkerarm om de liefelijke gestalte
geslagen, bedaard mijn vonnis afwachtte.
Eindelijk rukte ik mij losMijnheer, u zal mij
wel willen verontschuldigen, ik
Neen mijnheer, waarachtig niet, ik begrijp alles, en
u zult mijne dochter om verschooning vragen.
Ik was te trotsch om weg te loopenik begreep
dat ik den vader beleedigd had en was ten volle geneigd
om de dochter om verschooning te vragen. Onderwijl
waren wij bij de woning gekomen en naar binnen gegaan.
Eene doodsclie stilte heerschte er in het vertrek,
waar zich toch drie personen bevondendie elkander
zoo veel te zeggen hadden. De woelige drukte daar
buiten maakte een vreemd contrast met de ijzingwek
kende stilte hier binnen.
Eindelijk verbrak ik dit onaangenaam zwijgen „Mejuf-
vrouw, uw vader, had mij niet aan te manen, het was
juist mijn doel u om verschooning te vragen voor]mijne
dolle streken, en u te .zeggen dat ik van avond reeds
vertrek. Hoe ondoorgrondbaar is het hart der vrouw
eene hemelsche glimlach verhelderde op mijne woorden
het gezigt van 't meisje.
Met eene traan in 't oog, die zij te vergeefs had zoeken
terug te dringen antwoordde zij
Mijnheer, ik had u willen verzoeken mij gedurende
den tijd, dat ge hier blijft niet meer aan te spreken
doch dat is thans onnoodig, neem dus afscheid
van mij.
Haar liefdevol duitsch gemoed had op dit oogenblik
de overwinning behaald over hare maagdelijke bedeesd-