Ill
staande de pogingendie worden aangewendom ze te
verdringen.
Tegen zes uren ontvangt men de vergunning om
zich in de stad te begeven, ten einde visites te maken,
commissiën te verrigten, en zich zoo goed mogelijk te
amuseren. Een twintigtal heeft zich vereenigd om zich
van dit laatste te kwijtenen om den heugelijken
avond, waarop men zich reeds maanden lang vergast
heeft, te vieren. Zij kruipen met hun allen in eene
omnibus, die ais een blijk van den Brabantschen onder
nemingsgeest dagelijks eenige malen op en neer gaat
van het Ginneken naar het station van den staats
spoorweg, die de vriendelijkheid heeft gehad, zich voor
die gelegenheid te laten afhuren; hoewel niet spoedig,
want daartoe is de last te zwaar voor het ééne paard,
komen zij toch ten laatste bij het vermaarde koffijhuis
van Huseren daar heeft ieder spoedig al wat hem
kwelde vergeten (de festiviteit wordt bij voorkeur buiten
Breda gevierdom wat verder van het treurtooneel
der laatste dagen verwijderd te zijn). Zelfs zijdie
een half uur geleden nog alles behalve op hun gemak
warenomtrent het vonnisdat de Baad van toezigt a
die intusschen vergaderd is, op het punt staat, over
hen uit te sprekenhebben nu alle zorgen op zij
gezet, en zoo de lezer zich nu een oogenblik in
genoemde herbergten midden van dien vrolijken
opgewondenjuichenden groep bevonden de toasten
zag drinkenwaarvan men door het oorverdoovende
geraasgeen woord kon verstaandan zou hij zich
eenigzins eene voorstelling kunnen maken van de
stemming, waarin een jong menschtusschen de 17 en
20 jaar, verkeert, wanneer hij een jaar lang voortdurend.