118
heid de overhand te verkrijgenslechts nu en dan
doet zich eene stem hooren; eindelijk verneemt men
niets meer dan den lach van een' hardopdroomende,
wiens geprikkelde verbeelding hem reeds daar verplaatst,
waar hij morgen zijn zalof de ongedurige zucht van
een, die den slaap nog niet kan vatten. Overigens
wordt de stilte slechts afgebroken door den afgemeten stap
van den oppasser der wachten de dagwaarnaar
ieder zoo vurig verlangd heeft, de dag die voor eenigen
zoo gelukkig, voor anderen zoo treurig afliep, de
laatste dag voor het verlof, is ten einde.
O.