132 Nauw voelde hij zich daar lekker, Of een liplap paaide zijn hart En haar geld werd weldra geofferd Aan zijn brandende liefdesmart. Officier zijn begon te vervelen, Dat gaat slecht met weelde gepaard En onze zoo vurige krijgsman Was weldra polstiek op deez' aard. De derde, een vrolijke snuiter, Een vriendje van fuiven en pret, Werdeven lamgzalig als 't restje Door de wereld vertrapt en verplet. Naauw waren zijn jaren verstreken En wierp hij het mouwvest terzij Of hij wierp zich geheel in de armen Der pret en der lolmakerij. Niets kon er hem nu meer verschelen Niets hoedde er hem nu voor, En nooit ging een 2de Luitenant Er zoo ellendig van door. Hij holde en holde voortdurend Tot op het einde der baan Door zijn levensros ingeslagen Daar moest en daar bleef hij ook staan. Zoo was het lot dier Kadetjes; Vereenigd in leven en dood Ze sprongen zoo flink in de wereld Maar die wereld, mijn God! kneep ze dood.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1869 | | pagina 138