153 't was ook zoo pikkedonkerindien niet een vreesse- lijk geklingel en liet spoedig daarop volgend geroep van Mevrouw van boven van„Leentje Leentjekom, gaauw met je lamp boven, het gas is uitgegaan," haar noodzaakte een hartelijk, klappend afscheid te nemen van den haar minnenden zoon van Mars, die rinklend en kletterend zich verwijderde. O! was de uniform van onze infanterie ook maar eens zoo hartveroverend prachtig, wat zoude men een overvloed van vrijwilligers voor dat wapen krijgenmaar owat zoude er ook eene aanhoudende mutatie zijn onder de dienstmeiden die telkens de dienst zoude worden opgezegd, om de zeer geldige redenen, dat zij veel te lang uitbleven met boodschappen of trots alle mogelijke surveillance, er te veel van hielden om weerkundige beschouwingen aan de deur te maken. Maar laten we niet langer uitwijden over de voor- en nadeelen van eene mogelijke versiering van de Infan- terie-uniform en liever ons bezig houden met Leentjes Mevrouw en ten dien einde met de krijgsmanslustige Leentje en haar lamp naar boven gaan, of neen, kee- ren we maar terug want er is niets te zienMevrouw was alleen en daar ze nu juist niet precies onder de Qseïic heldinnen kon gerekend worden en dus licht boven duisternis verkoos, had ze dat enorme leven gemaakt, dat zoo'n rampzalig einde maakte aan het prettigste oogenblik, dat Leentje in den laatsten tijd gesleten had. En alweder in onze gas-fabriek-knecht oorzaak van zoo veel vreugde, van zooveel stoornis. Wat treurig gezigt moet het zijnindien wij in den gasvlam starendehaar in eens zien verdwijnen en zoo doende wreed uit onze mijmeringen worden gerukt. Hoe treurig ook zou het zijn geweest, indien b. v. bij de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1869 | | pagina 159