56 3de studie-jaar en bestemd voor de dienst in Ned. Indië. Ik behoef U niet te zeggen, Kameraden, met welk een weemoed wij allendie hemvan nabijzoo goed kenden, zijne doodtijding vernamen, hoe wij zijn heen gaan nog betreuren. Hoe gaarne hadden wij ook hem de laatste eer willen bewijzen en gedaan, wat onze zoo gevoelvolle dichter B. ter Haar zegt: «Broeders treedt de lijkbaar nader, brengt met een ontroerd gemoed, «Hem, dien wij ter rustplaats.dragen, nog den laatsten afscheidsgroet." Niet lang daarna in het begin van Maart stierf weder een onzer kameraden, de Kadet Hassels, van het voormalig 2de studie-jaar en eveneens bestemd voor de dienst in Ned. Indië. Zijn lijden was kort, doch zijn scheiden even pijnlijk als beklagenswaardig voor zijne ouders, die in hem hun eenigsten zoon, hunne hope verloren. Wij bragten hem, onder de treurende toonen onzer muziek, grafwaarts, daar, waar reeds zoo velen onzer onvergetelijke makkers rusten, naar het kerkhof van Prinsenhage. Onze toemalige Gouverneur, Kolonel Schönstedtofschoon reeds, officieel, kommandant bij het 7de Begt. Infanterie, hield bij de geopende groeve, waarbij de vader des overledenen tegenwoordig waseene tretfende aanspraak en o. a. vatte ook de kadet voor de artillerie h. t. 1. van Oldenborghvan het studie-jaar van Hasselshet woord, rigtte eenige woorden tot den vader des overledenen en sprak verder tct de belang stellenden. Na eenige gebruikelijke formaliteiten, liep deze zoo treurige plegtigheid af. Kort daarna verliet de Kolonel Schönstedt deze Akademie. Z. M. had niet dadelijk een opvolger in zijn plaats benoemd, maar onzen Kommandant, den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1869 | | pagina 62