69 ja, wat zeg ik, wier goede naam en eer ook onze goede naam, ook onze eer is. De Akademie w;as een sieraad van het land, dat was zij. Zij is het nog, indien zij gelijken tred houdt met den vooruitgang buiten onze omwalling. Zij werd op eene nimmer gekende hoogte ge- gebragt door een Seelig en Delpraten door mannen als een Knoop en van Kerlcwij/cvan Overstralen en Kuyclcvan Mulle en en van den TollJ. O. J. ICempees en van der Hoeven in staat gesteld, om het eens ver worven standpunt te behouden. Zou zij nu van dat standpunt dalennuomdat zij geen Lindogeen BurgersdijJcgeene Bossclta's meer bezit, om niet den nestor harer Oud-Leeraaren te noemenden alom bekenden Hoogleeraar Badon-Ghijbenden schrijver van zoovele doorwrochte werken? Maar neen, de Akademie bezit een personeel van Leeraren wij durven en kunnen het zeggen datgeholpen door hendie sedert tal van jaren, hetzij als Hoogleeraar, hetzij als Officier, hier de wijsheid en wetenschap uit hun mond hebben doen hoorenop den door hunne voor gangers betreden weg zal voortgaan. Dat willen wij dat kunnen wij hopen. Wij kunnen er later zelf de bewijzen van geven door onze daden. Dat zal onze voldoening, dat zal onze overwinning zijn! Bij het eindigen van ons Overzigt, moet ik aan eene treurige verpligting voldoen, door den dood van onzen kameraad, den Kadet J. G. Hosteijn van het wapen der Artillerie lx. t. 1., te vermelden. Bhumatische koortsen hadden dei'mate zijne krachten verzwakt, dat ook hij, reeds op jeugdigen leeftijd, den tol aan den onver- biddelijken dood moest betalen. Hij stierf ten huize zijner betrekkingen, op den 27ea November, 1. 1.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1869 | | pagina 75