83
Zoo werd het leger, hoewel het een nationaal leger
was, hoe langer hoe meer vreemd aan de natie; men
begon het te beschouwen als het brandpunt van luiheid,
de bakermat van zedeloosheid. Terwijl het eene eer
moest zijn de wapens voor het Vaderland te dragen
rekende men het maar al te vaak tot schande de uniform
te dragen. Men begreep niet dat het leger in vredestijd
noodig isniet alleen als oefeningsschool en om de
rust te handhaven, maar ook om de maatschappij voor
innerlijk bederf te bewaren.
Zal dan het leger aan zijne bestemming beantwoorden,
dan moet terwijl de grondslagen der burgermaatschappij,
door eene, uit den langdurigen vrede, ontstane toe
nemende weelde ondermijnd wordenhet leger daar
staan als het toevlugtsoord der oude deugden, als het
middelpunt van orde, van belangelooze vaderlandsliefde.
Dan moet terwijl het materialisme alle verheven drijf
veren uitdooft, het leger bestaan uit ééne groote, naauw
aaneengesloten familie, van af de mannen der weten
schap, der beschaving tot den eenvoudigen soldaat toe,
bezielt met één gevoeldat van pligt en eermet ééne
gedachtete leven voor het nut van 't Vaderlandmet
één doel, te strijden voor de vrijheid en onafhanke
lijkheid van dat Vaderland!
Dan moet, zal de Officier, zich in de burgermaat
schappij gunstig onderscheiden, zulks niet alleen door
eene uniform geschieden, dat uiterlijk kleed, dat zoo het
slechts middelmatigheid of bekrompenheid dekt, zeker
in onze eeuw van verlichting gcene aanspraak op achting
verleent, maar hij moet door zijne kennis, zijne be-
bcschaving, zijne talenten met den meest ontwikkelden
der maatschappij kunnen wedijveren, hem door zijne