92 De oudste zoon, waarschijnlijk naar ander genoegen dan deze stille bewondering zoekende, verliet weldra de arm zijner tante en mengde zich in het volk. Wij zullen hem zijne voorvallen verder zeiven doen verhalen. Weldra zag ik iets, dat mijne aandacht geheel innam, en den lusteloozen wandelaar eensklaps in den leven- digen jongeling herschiep. Het was eene fraaije, rijzige blondine. Hare weelderige gouden lokkenwelke tot op de blanke schouders nederdaalden, hare sierlijk gevormde mond, die bij ieder lachje de paarlemoeren tanden toon den hare purperen lippengroote blaauwe oogen en fijne wenkbraauwen maakten eene onverklaarbare indruk op mijdien ik niet kon te boven komenik nam mij voor, dit aanminnig wezen nader te leeren kennen. Ik kon mijne blikken niet van haar afwenden, de volle doch geenszins te gezette vormen, het naauw- sluitende jakje met korte armen, de donkere rok, witte kousen en kleine pantoffels pasten zoo goed bij elkander, dat ik alles: stand, ouders en de mij omringende menigte te vergat en op haar toesnelde. Mij door duwen en stooten een weg banende, was ik eindelijk digt bij haar gekomen, toen een nieuw be letsel zich opdeed. Het was een reusachtige kerel, die zeker mijn dringen tegen zijne landgenooten als eene beleediging had opgevat en, met uitgestrekte beenen staande, vast besloten was, niet te wijken. Een oogenblik stond ik in beraad. Daar wendde het meisje haar hoofd naar mijnen kant, en als een don Quichot onder de oogen zijner Dulcinea, stortte ik mij op mijnen vijand. Vlug dook ik tusschen zijnen beenen door, en numet een been blijvende haken, daar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1869 | | pagina 98